De hemel komt als nooit tevoren naar beneden deze zomer en het is pas bijna begonnen. Ik voorspel dat ik naar de stad vertrek. Genoeg te ontdekken: de H&M aan de Oudegracht is verdwenen of verplaatst naar het circus. Monki lijkt op een disco en het pad naar het centrum blijkt ineens onzichtbaar. Terug naar de Voorstraat. Wat is ook alweer de bedoeling?
Onweer, knallen, tussendoor wat vuurwerk van een feest middenin de nacht. Welk weiland nu weer? En hoe lang nog voordat het water niet weg kan en binnenkomt? We verzuipen nog een keer. Je zet een muur neer en nog één; vier maakt een kamer. Wil je wonen in de kelder of wil je er wijn bewaren? Lichtjes erbij – in de trap of in het plafond misschien? En als ik 1 muur waterdicht maak, waar gaat het water dan heen? Is er een omleiding, een omweg voor de modder of graven we een gat?
Of weet jij een put? Beter maken we een dam of een tunnel. Het verzand vanzelf weer. Ik sta in de paardenbak na een Storm en begin opnieuw. Eerst maar weer schrijver zijn. Rijk worden aan ideeën, inspiratie en identiteit. Een pony met hartjes om het hoofd roept me ondertussen. Ik heb een beter idee. We gaan de hort op. Strijden, sporten. Voor thuiskomen, voor verdergaan en voor blijven. Net echt.