‘Niemand weet of je een hond bent’ zei president Toomas Hendrik Ilves (Estland) in VPRO Tegenlicht (5 april 2015) over veiligheid en privacy met betrekking tot het internet. Verhalen over dieren blijven me bij, omdat dieren mij raken. Alleen gaat het in dit geval natuurlijk niet over echte dieren. De achterliggende problematiek heeft te maken met data-integriteit en dat gaat bijvoorbeeld over het ongewild aanpassen van digitale gegevens. Of het gebruik van bepaalde informatie voor andere doeleinden dan waarvoor het oorspronkelijk is verzameld. De beveiliging van digitale gegevens, maar ook de processen binnen organisaties, moeten ervoor zorgen dat beschikbare gegevens continue betrouwbaar zijn, niet zijn gewijzigd gedurende het proces. Daarom is het goed om te weten waar de kwetsbaarheden zich bevinden, zodat er uit voorzorg maatregelen genomen kunnen worden.
Eerder schreef ik al over de vraag hoe we tegenwoordig, te midden van alle toegankelijke informatie, nog onderscheid kunnen maken tussen wat van de één is en wat van de ander. Dat het gaat om het vinden van de juiste informatie, op het juiste moment, op de juiste plaats. Kennis is macht, weten we allang, maar meer informatie leidt niet perse tot meer kennis (over) macht en veiligheid. Dit wordt mooi verwoord door Rob Wijnberg in een column over veiligheidsutopisten, welke hij schreef naar aanleiding van het nieuwsbericht dat een man was ingereden op het hoofdkwartier van de NSA. ‘Het inlichtingenmonstrum dat de communicatie van praktisch de halve wereld in de gaten houdt teneinde de volgende nine eleven te voorspellen, blijkt niet in staat te voorkomen dat een auto de eigen zwaarbeveiligde campus op rijdt en de voordeur ramt’ schrijft hij in De Correspondent, 1 april 2015. Het helpt om aansluiting te zoeken bij denkers die zich druk maken om dezelfde dingen als jij, leerde ik van René Gude. Dan kun je afkijken hoe zij ermee omgaan en daaruit een les trekken. Het bleek een gouden tip. Ieder is eigen in zijn soort en daar is niets tegenin te brengen.
Wat we gemeen hebben, is dat we allemaal gezien en gehoord willen worden. Daarbij kunnen we elkaar het vuur aan de schenen leggen, praten in oorlogstermen, of een connectie maken op basis van een gedeeld verleden, gezamenlijke interesses of gedeelde ervaring. Letterlijk, of juist via internet, denk aan het virtuele burgerschap dat aan elke wereldburger wordt aangeboden: E-stonia, de volledig digitale samenleving van Estland. Om te voorkomen dat men ons identificeert als een hond, kat of een paard wellicht, hebben we een eigen (online) identiteit nodig. Tegenwoordig hebben we online toegang tot alle encyclopedieën die beschikbaar zijn, maar een mens onthoudt alleen wat hem interesseert en/of wat hij heeft geleerd. Maar wat als we vergeten wat we hebben geleerd? Als we vergeten wat we zouden moeten weten over geschiedenis, over cultuur, over recht en rechtvaardigheid? Het stellen van vragen is dan belangrijker dan het stelling nemen.
In een wereld die grotendeels om geld draait, zal ik als moraalridder niet voldoende worden gehoord, dus vind ik mijn ruimte opnieuw uit – daarmee een deel van mijn identiteit terug. Alle stukjes die in de loop van de jaren, door Joost mag weten wie, van me zijn afgepakt, vis ik uit de spreekwoordelijke digitale vijver en voeg ik toe aan mijn identiteit. Het is maar goed dat ik schrijver ben. Dan zijn de voorgaande zinnen allemaal verzonnen. Toch brengt het me op de volgende vragen. Wat betekent www nog voor de mensheid als het een nieuwe dimensie wordt, waarin wordt gestreden om de volgende heersende macht? Gezien de snelle ontwikkeling van de techniek is het beter dat wij als burgers goed nadenken over wat voor onszelf belangrijk is. Sommige dingen blijven hangen, andere niet, maar over een aantal dingen hebben we allang met zijn allen besloten dat we het eens zijn. De privacybescherming is immers ooit begonnen als onderdeel van de bescherming van de menselijke waardigheid.
Blog uit P&I, voorjaar 2015